Abstract
The article presents findings of Dutch and Belgian linguists concerning the rela-tions between the language of the Netherlands and its Flemish variety. First, the author provides characteristics of both ethnolects and of the social groups which use those. Subsequently, he analyses the existing lexical and pronunciation differences. In the final part, the author presents conclusions, different, as it turns out, for formal and colloquial language.
References
Deygers K., Heede V. van den, Belgisch–Nederlandse ‘klassiekers’ als variabelen voor lexicaal variatie-onderzoek: een evaluatie, Taal en tongval 52, 2000, s. 308–328.
Geeraerts, E., Grondelaers S., Speelman D., Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat. Een onderzoek naar kleding- en voetbaltermen, Amsterdam 1999.
Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden, Willemyns R. , Daniëls W., (red.), Antwerpen–Utrecht 2003, s. 341 i n.
Stroop J., Poldernederlands. Waardoor het ABN verdwijnt, Amsterdam 1998.
Velde E. van de, Variatie en verandering in het gesproken Standaard–Nederlands (1935– –1993), Nijmegen 1996.
Vriendt S. de , Schrijver M. de, Brussels Lexicon, Brussel [s. d.], S. de Vriendt, Grammatica van het Brussels, Gent 2003.